Ik kan niet rouwen

Mijn lieve,
Anderhalf jaar geleden kwam je bij ons werken. Vanwege corona konden we geen handen schudden, dus hield je het bij een vrolijke lach. En ik was verkocht. Dol. Smoor. Vanaf het begin. Jij? Jij niet. Je was vlot, leuk,vriendelijk, niks mis mee, behalve dat je mijn gevoelens niet beantwoordde. Je had een gezin en daar was je trouw aan. En ja, zo hoort het ook.
Ik besloot je niks te vertellen, niks re laten merken. Geen geflirt, niks. Ik dankte het feit dat ik door de toen nog geldende coronamaatregelen fysiek niet te dicht bij je in de buurt kon komen. Maakte het afstand houden een stuk makkelijker volte houden én te verklaren. Maar het viel niet mee. Enkel een paar vriendinnen en mijn zussen wisten het. En die kenden jou niet, dus dat maakte niks uit.
Ik heb zelfs overwogen een andere baan te gaan zoeken, maar kon mezelf niet helemaal van je weghouden. Je helemaal niet zien was onvoorstelbaar.
En toch is dat wat ik moet leren doen. Je bent er niet meer…nooit meer.
Vorige maand kwam onze leidinggevende ’s morgens het kantoor binnen. Je was er nog niet, maar niemand maakte zich ernstige zorgen; we werken sinds corona allemaal weleens een dag of twee in de week vanuit huis. Je zou zo wel online zijn.
Maar je kwam niet online. En de leidinggevende kwam vertellen waarom. Je vrouw had je ’s morgens dood in bed aangetroffen. Acute hartstilstand. Je was net 43 geworden.
We zijn naar je uitvaart geweest. Ik heb ze gezien, je vrouw en je twee nog jonge dochtertjes. Verdoofd, verdrietig. Je vrienden vertelden over je. Je was duidelijk geliefd en dat deed me goed. Ik heb je vrouw gecondoleerd, maar ben na een kop koffie weer zo snel mogelijk verdwenen. Kon mijn verdriet nauwelijks de baas, maar op die dag deed dat er niet toe. Je gezin, hun verdriet telde; niet dat van zomaar een collega. Ik was tenslotte nooit meer dan dat.
En nu? Nu doe ik mijn best om door te gaan. Waar ik het eerst heerlijk vond om naar kantoor te komen, in de hoop dat jij daar dan ook was, ben ik nu blij als ik vanuit huis kan werken. Niets zo deprimerend als die lege stoel in de hoek. Er wordt naarstig gezocht naar een vervanger, maar hoewel de druk op de overgebleven collega’s toegenomen is door jpuw portie van het werk, hoop ik stiekem dat de geschikte kandidaat nog lang op zich laat wachten. Het is jouw werkplek en ik wil daar niemand anders zien zitten…

Maar ik heb niks te willen. En ik kan niet openbaar om je rouwen. Ik blijf zitten met een hart vol pijn. Want ik was tenslotte nooit meer dan een collega.

Lieve, mooie man, wat mis ik je.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

  • Holly 10-05-2023 11:57
    Begrijpelijk dat je hier niet in het openbaar over kunt rouwen, gezien de situatie. Anderzijds kun je op de werkvloer wel het gemis van hem als collega en mens bespreekbaar maken, toch? Ik neem aan dat er meerdere collega's zijn die hiervan zijn geschrokken, alleen waarschijnlijk zonder de gevoelens. En binnen familie en vrienden kring? Veel sterkte.