Jan Karbaat

Annerie is een van de vele kinderen van Jan Karbaat

Vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat, beter bekend als de ‘spermadokter’, verwekte in zijn kliniek zeker zesenvijftig kinderen door tijdens behandelingen gebruik te maken van zijn eigen zaad. Zónder dat de betrokken vrouwen daarvan op de hoogte waren. Annerie (45) ontdekte onlangs dat ze een van de vele nakomelingen van Karbaat is. Ze vertelt hoe ze haar hele leven heeft gezocht naar antwoorden en wat het ontdekken van de waarheid rondom haar afkomst met haar heeft gedaan. 

“Mijn ouders waren al flink wat jaren samen, maar hun kinderwens bleef onvervuld. Mijn vader bleek onvruchtbaar te zijn en ze moesten zich neerleggen bij het feit dat ze kinderloos zouden blijven. Tot mijn moeder een tip kreeg van de vroedvrouw van mijn zwangere tante. Zij – nota bene een non – wist te vertellen dat er in het ziekenhuis van Rotterdam een professor werkte die experimenteerde met kunstmatige inseminatie. Zo kwam mijn moeder begin jaren zeventig terecht bij dokter Jan Karbaat. Ze was toen vijfendertig.
Tijdens het derde bezoek aan zijn praktijk vond de inseminatie plaats. Toen mijn moeder in de wachtkamer zat, zag ze een grote man met een potje een kamer binnengaan. Vijf minuten later kwam hij weer naar buiten. Daarna werd mijn moeder binnengeroepen en mocht ze plaatsnemen op de onderzoekstafel. Ik weet niet of het de bedoeling was, maar mama heeft altijd vermoed dat die bewuste man de anonieme spermadonor was van haar kind. Die eerste poging was direct succesvol en mijn moeder was in blijde verwachting van haar eerste en enige kindje. Op 30 oktober 1973 werd ik geboren.”

 

Vragen

“We hadden een gelukkig gezinnetje moeten vormen, maar het huwelijk van mijn ouders strandde toen ik tien jaar oud was. Pas op mijn zestiende vertelde mama mij met lood in de schoenen dat mijn wettelijke vader niet mijn biologische vader was. Niet eens uit eigen wil, maar omdat mijn vader het nieuws in al zijn wrok rondbazuinde. Ik was vooral opgelucht. Hij was namelijk niet bepaald een modelvader. Zeg maar gerust een afgrijselijke man. Het huwelijk van mijn ouders was verre van gelukkig. Mijn vader is zelfs vervolgd voor poging tot doodslag op mijn moeder. Niet voor niets had ik op mijn twaalfde bij de kinderrechter het verzoek neergelegd om mijn vader alsjeblieft niet meer te hoeven zien.
En nu, jaren later, hoorde ik dat ik geen enkele bloedband met hem had. Dat ik was verwekt door middel van kunstmatige inseminatie, met het zaad van een anonieme spermadonor. Ik heb het mama kwalijk genomen dat ze niet eerder haar mond had opengedaan. Dat ze me liever had laten denken dat ik het kind was van deze vreselijke man dan dat ze me over mijn ware afkomst vertelde. Vanaf dat moment fantaseerde ik als puber over mijn échte vader, een prins op het witte paard. Ergens in Nederland was er een gezin, met een man die van zijn kinderen hield en die op mij zat te wachten. Iemand die zijn vaderrol liefdevol vervulde en mij dolgraag wilde ontmoeten. Dát wilde ik geloven en daar hield ik me aan vast. Mijn moeder drukte me op het hart dat ik niet mocht proberen om de identiteit van de donor te achterhalen. Daar had zij destijds een verklaring voor moeten tekenen. Maar ik was een puber, die wel meer regels in de wind sloeg. Tegen beter weten in heb ik wat pogingen ondernomen om mijn biologische vader te vinden. Tevergeefs, en uiteindelijk liet ik het rusten. Maar toen mijn wettelijke vader, na tien jaar radiostilte, weer contact met me opnam, zette dat mijn leven weer op zijn kop. Geloof me, het is ontzettend belangrijk om te weten van wie je afstamt. En in mijn geval ook: van wie níét! Maar wie was ik dan wél? Op wie leek ik? Wie zag ik als ik in de spiegel keek? Ik zat met zo veel vragen en vond het lastig om daarmee te dealen. Twee jaar heb ik intensief therapie gevolgd. Antwoorden kwamen er niet, maar er was genoeg om te verwerken.”

 

Leegte

“Ik werd zelf moeder van een prachtige dochter: Janne, die inmiddels achttien is. Vlak na de geboorte van haar broertje Daniel, nu vijftien, werd de onrust in mij opnieuw aangewakkerd. Ik vond het ongelooflijk ingewikkeld dat ik niet wist welke genen ik doorgaf. Tot 2004 hoefde, nee, mócht je jezelf als donor niet bekendmaken. Er zal gedacht zijn: als je er geen weet van hebt, kun je er ook geen last van hebben. Maar onderschat kinderen niet. Onbewust kunnen ze iets vermoeden en daar erg onder lijden. Als ik naar mijn familie keek, zag ik neefjes en nichtjes die op elkaar leken. Maar ik was anders. Ook met mama had ik weinig overeenkomsten. Ik was nooit in balans, voelde me nooit honderd procent compleet. Ik miste iets. Iets wat ik niet onder woorden kon brengen. Een leegte.
De romantische dromen uit mijn puberteit had ik allang losgelaten. Donorschap had niets te maken met het vaderschap. Dat wist ik ook wel. Ik was niet langer op zoek naar een vaderfiguur, maar naar herkenning. Duidelijkheid. Ik wilde weten wie hij was en waar ik genetisch gezien vandaan kwam. Of ik halfbroers en -zussen had. Ook voor mijn kinderen. Al kon ik mijn biologische vader maar één keer aankijken. Mezelf maar één kort moment in hem terugzien. Dat was voor mij al voldoende geweest.”

 

Dossiers vernietigd 

“In 2004 trad de Wet Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting in werking en sindsdien is anoniem doneren niet meer mogelijk. Althans niet in Nederland. Niet langer het belang van de ouder,maar het belang van het kind wordt vooropgesteld. Eindelijk is er aandacht voor de psychologische consequenties voor het kind. Je hebt echt geen idee hoe belangrijk het is om te weten waar je vandaan komt. Het is zo’n enorme basisbehoefte. Dus vroeg ik, met goedkeuring van mijn moeder, haar dossier op. Dat eindigde in een desillusie: Karbaat had, tegen alle regels in, de dossiers vernietigd toen hij het ziekenhuis verliet om zijn eigen kliniek te openen. Opnieuw bleef ik met mijn vragen zitten en therapie was wederom het enige antwoord op mijn persoonlijkheidscrisis.
‘Als je dan niet weet wie die persoon in de spiegel is, kijk dan eens gewoon naar jezélf. Ga eens uit van je eigen kracht. Van je eigen mogelijkheden.’ Dat waren de doorslaggevende woorden van de psycholoog die me uiteindelijk verder hielpen. Ik hoefde niet te blijven zoeken naar mijn afkomst, ik mocht verdorie gewoon zijn wie ik was. Dat ik sommige dingen over mezelf niet wist, kon ik eindelijk accepteren. Lachend en vol positiviteit pakte ik het leven weer op. Als mezelf. Druk met de kinderen. Druk met ons eigen bedrijf. En elke dag levend volgens het ‘pluk de dag’-principe. Dat ging me goed af.”

 

DNA-test

“Drie jaar geleden overleed mijn moeder. Dat ze zo lang had gezwegen over mijn afkomst, had ik haar nooit vergeven. Maar gelukkig had ze haar geheim niet meegenomen in haar graf. En noem het toeval, maar kort na haar overlijden kwam Jan Karbaat in het nieuws. Hij werd omschreven als een omstreden spermadokter, waarbij er sterke vermoedens bestonden dat hij jarenlang vrouwen met zijn eigen zaad had geïnsemineerd. Groot kwam hij in beeld. Mijn man Peter wist het toen meteen: ‘Annerie, jij bent een kind van Jan Karbaat. Ik weet het gewoon zeker. Er is zo veel gelijkenis!’ Hij kon er bijna niet over uit. En hoe stelliger hij was, hoe harder ik moest lachen. Hij zag vast spoken. Bovendien had ik me erbij neergelegd dat ik nooit achter de identiteit van mijn vader zou komen. Het was goed zo. Het hoofdstuk was gesloten.
Maar Karbaat was in opspraak in de media en ik kon niet aan hem ontkomen. Op een dag zette ik nietsvermoedend de televisie aan op het moment dat Eva Jinek in haar programma in gesprek was met een man die in de jaren ‘80 door middel van kunstmatige inseminatie was verwekt in de praktijk van Karbaat. DNA-vergelijking had uitgewezen dat hij in ieder geval familie van Karbaat was. Nu liep er een rechtszaak om het DNA van de inmiddels overleden Karbaat beschikbaar gesteld te krijgen. Pas dan kon met honderd procent zekerheid worden vastgesteld of Karbaat daadwerkelijk de biologische vader was. Als je zelf een reden had om aan te nemen dat je in deze kliniek verwekt was, kon je een gratis DNA-test aanvragen. In een opwelling gaf ik gehoor aan deze oproep en nog diezelfde week werd de test bij me afgenomen. Maximaal acht weken later zou ik uitsluitsel hebben. Toen sloeg de twijfel toe. Wilde ik dit wel? Waar was ik aan begonnen?”

 

Overweldigend

“Op 11 augustus 2018 kreeg ik per mail de bevestiging dat ik net als de man aan tafel bij Eva Jinek, een match had met het wettige kind van Jan Karbaat. Nu hoefde ik alleen nog de rechtszaak af te wachten waarin bepaald werd of het DNA van Jan Karbaat afgestaan moest worden voor verder vergelijk. Zodat al zijn mogelijke nazaten zekerheid zouden krijgen. In de mail stonden alle namen waarmee mijn DNA was gelinkt. Mijn halfbroers en -zussen. Wat moest ik daarmee? Ik was opgegroeid als enig kind. Vijfenveertig jaar was ik alleen geweest. Als ik naar de foto’s keek, zag ik zo veel gelijkenis. De stand van de kaak en tanden, de bolle wangetjes, de vorm van de ogen, de kleine handen… Het overweldigde mij. Ik had opeens zo veel om te verwerken. Het maakte me boos en opstandig. Tot een heel goede vriendin me wakker schudde en vroeg waarom ik er niet open in kon staan. Waarom ik het geen kans gaf. Toen ging bij mij de knop om en zocht ik telefonisch contact met een van mijn halfbroers. Het was een verademing om te praten met iemand die écht begreep wat ik voelde. Afgelopen november, tijdens een rechtszaak die draaide om het verkrijgen van Karbaats DNA, heb ik de stoute schoenen aangetrokken. Zonder dat iemand het wist, nam ik boven op de tribune van de rechtszaal plaats. Door wat later binnen te komen, kon ik het mediacircus en alle andere betrokkenen die beneden zaten ontwijken. Zo kon ik de boel eens goed overzien. En even wennen aan alle ‘bekende’ gezichten. Het is bijna eng om te zien hoe je op een vreemde kunt lijken.
In de pauze ben ik naar beneden gegaan. Naar een aantal van mijn halfbroers en -zussen die in de zaal zaten. Ze waren blij om mij te zien. Ik werd overvallen door een enorm gevoel van welkom-zijn. Het was heel bijzonder om hen te ontmoeten.
Ik dacht altijd dat opvoeding en je sociale omgeving voor een groot deel bepalen hoe je wordt. Daar ben ik op teruggekomen. De natuur is blijkbaar ongelooflijk sterk. Het is fascinerend welke karaktertrekken ik bij de anderen terugzie. Het zijn stuk voor stuk vechtertjes. Mensen met een ondernemersgeest, die qua opleiding op hetzelfde niveau zitten. Met een van mijn halfzussen heb ik de grootste lol omdat we op hetzelfde moment vaak hetzelfde willen zeggen. Bizar toch?”

 

Levensverhalen

“Dit voorjaar volgde de uitspraak: de rechtbank stond DNA-onderzoek en -vergelijking toe. En zo bleek dat Jan Karbaat inderdaad zijn eigen sperma bij cliënten had gebruikt. Tot nu toe hebben al zesenvijftig, inmiddels volwassen, kinderen de bevestiging gekregen dat de spermadokter hun biologische vader is. Peter had gelijk. Natuurlijk. Ook ik ben een kind van Jan Karbaat. Net als al die anderen.
In korte tijd heb ik veel bloedverwanten leren kennen. Behalve dat het leuke ontmoetingen oplevert, kost het ook bergen energie. Het gaat met die mensen niet over koetjes en kalfjes. Je bouwt geen relatie op zoals je dat met een kennisje of vriendin doet. Nee, je gaat meteen de diepte in. Er worden hele levensverhalen uitgewisseld. Dat is best overweldigend. Maar het maakt ook dat ik me als enig kind niet meer zo alleen voel. Met een aantal heb ik actief contact. Ik word gehoord en écht begrepen. Een heel bijzondere connectie. Of het hetzelfde is als het gevoel dat tussen een broer en een zus bestaat, weet ik niet. Maar het voelt in ieder geval goed.
Vooralsnog ben ik het ‘oudste’ Karbaat-donorkindje. De eerste geslaagde inseminatie waarbij hij stiekem gebruik maakte van zijn eigen sperma. Mijn moeder heeft Karbaat later nog een keer bezocht, met mij in de reiswieg. Want hij wilde mij per se zien. Alsof hij zijn succesvolle eindproduct wilde checken. Er circuleert nog ergens een foto waarop hij mij op schoot heeft. Die heb ik weleens voorbij zien komen, al was het destijds voor mij een nietszeggend plaatje van een vreemde man die mij vasthield. Bij de rest van zijn nakomelingen volgden er geen bezoekjes. Die deed hij kennelijk af met een geboortekaartje.”

 

Grootheidswaanzin

“Na al die jaren heb ik dan toch nog antwoorden gekregen op mijn vragen. Ik weet nu welke genen ik doorgeef. Onze dochter Janne heeft het verhaal op de voet gevolgd. Zij vindt het vooral heel interessant. Terwijl haar broer Daniel zich juist afzijdig houdt. Die zit sowieso in een fase waarin hij zich natuurlijk vooral voor zijn moeder moet schamen.
Of ik boos ben op Karbaat? Nee. Hij is mijn biologische vader. Ik weet dat hij afspraken over kunstmatige inseminatie heeft geschonden en over veel ethische grenzen is gestapt. Maar als ik boos op hem zou zijn, dan zou ik ook een hekel aan mezelf hebben. Ik ken er wel die met walging naar hem kijken. Gevallen waarbij de moeders zich verkracht voelen. Maar die mening deel ik absoluut niet. Ik ben veel te blij dat ik er ben. Op mijn wettige vader, die intussen net als mijn moeder is overleden, ja, op hém was ik woedend. Al ben ik wel een beetje klaar met boos of teleurgesteld zijn. Het kost veel energie en brengt me weinig.
Wel vraag ik me af wat die arts heeft bezield. Ik heb werkelijk geen idee. Het succes dat hij boekte met inseminaties die meteen aansloegen was zo groot, dat de grootheidswaanzin hem naar het hoofd is gestegen. En de gematchte kinderen in Nederland zijn slechts het topje van de ijsberg, want Karbaat heeft zijn eigen ‘product’ ook verkocht aan klinieken in onder meer Australië en Amerika. Het lijkt wel alsof hij zich God voelde. Hij waande zich onaantastbaar. Dus hoe ik over hem denk? Laten we het er maar op houden dat ik het een heel bijzondere man vind. Wel vind ik het zuur dat hij moeders het zwijgen heeft opgelegd richting hun kinderen. De ellende die je daarvan ondervindt, gun ik geen enkel kind.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *