Heb een auto-ongeluk overleefd.
Ik denk soms dat ik dood zou moeten zijn. Niet dat ik het verdien om dood te zijn. Eerder dat er dingen zijn gebeurd die een normaal mens net zo goed wel als niet zou kunnen overleven. In de zomervakantie van 2023 reed ik als bijrijder in onze gezinsauto over de Autobahn in de buurt van Wesel, net over de Nederlandse grens. Mijn vrouw zat achter het stuur. Onze jongste van twee zat in de stoel achter haar. Zijn 2 jaar oudere broer naast hem, achter mij. We letten niet goed op. Mijn vrouw moest plotseling remmen. Ze week uit voor de auto voor haar. We raakten in een slip. De auto draaide 180 graden en botste met de linker voorkant tegen de rechter vangrail. We kaatsten terug de weg op, waarna de auto kantelde en zo nog 5, 6 meter over het afval schuurde. Toen stopten we. En ik was niet dood.
Ik weet nog dat ik tijdens de ontwikkeling van het ongeluk schreeuwde. Ik weet nog dat ik dacht dat we waarschijnlijk niet meer verder op vakantie zouden gaan. Toen we tot stilstand waren gekomen, hoorde ik de kinderen hard huilen. Omstanders hadden ze uit de auto getild, gevolgd door mijn vrouw. Ik stond moeizaam rechtop in de gekantelde auto. Ik hoorde toen sirenes van brandweerauto’s. Ik dacht dat zij kennelijk onderweg waren naar een ongeluk. Ik besefte daarna pas dat wij dat ongeluk waren.
Iemand hielp me uit de auto te klimmen. Mijn onderarmen zaten onder het bloed. Mijn vrouw en kinderen waren bij elkaar. De jongste huilde. De oudste was net wel of net niet in shock en keek bang naar mij. Hij had een bloedend schaafwondje naast zijn oog. Mijn vrouw was lijkbleek en zei alleen sorry. Mijn oudste en mijn vrouw werden in een ambulance afgevoerd. Mijn jongste en ik in een andere ambulance. De kinderen kregen ieder een knuffelbeer, die nog steeds een belangrijke plek in hun beider bed inneemt.
Afgezien van het schaafwondje van mijn oudste en mijn bloedende armen hadden we fysiek niets. Toen de airbag ontplofte, kwam de vrijgekomen hitte direct op mijn linkeronderarm terecht. De tweedegraads brandwond die zo was ontstaan gaf me echter alleen maar wat ongemak. De wonden aan mijn rechterarm waren oppervlakkig. Niemand van ons was dood.
Iedereen die foto’s van het ongeluk gezien heeft, zegt dat we enorm geluk hebben gehad. Geluk hebben is fijn. Als je geluk hebt gebeuren er goede dingen, terwijl je daar eigenlijk helemaal niets voor hebt moeten doen. We hadden ook pech kunnen hebben. Dan waren er slechte dingen gebeurd, zonder dat we daar ook maar iets aan hadden kunnen doen. Veel mensen hebben pech. Veel mensen gaan dood.
Ik denk soms terug aan hoe ik, gescheiden door slechts het glas en het paar centimeter dikke metaal van de autodeur, over het asfalt schuur. Ik denk aan hoe makkelijk het had kunnen zijn dat een andere auto tegen ons op geklapt was, terwijl ik in de bijrijderstoel geen kant op kon. Of dat onze auto door had kunnen rollen. Er waren duizenden uitkomsten geweest, waarvan een groot deel veel dramatischer van aard had kunnen zijn. Maar we hadden enorm geluk. We hadden ook geen ongeluk kunnen krijgen. Ik denk dat dat nog enorm gelukkiger zou zijn geweest.
Soms denk ik na over het Mandela-effect en parallelle werkelijkheden. Het Mandela-effect houdt in dat een groot collectief binnen de mensheid een bepaalde herinnering heeft aan iets wat nooit gebeurd is, of op zijn minst anders is dan de herinnering. Het Mandela-effect ontleent zijn naam aan de Zuid-Afrikaanse staatsman Nelson Mandela, waarvan kennelijk een onverklaarbaar groot deel van de wereldwijde bevolking denkt dat hij in de jaren ’80 is overleden. Ik kan me vrij helder voor de geest halen dat hij in de jaren ’90 op staatsbezoek in Nederland is geweest. Ik denk niet dat ik de meerderheid ben.
Een meer buitenissige en fantastische verklaring voor het Mandela-effect is dat er misschien sprake is geweest van een overgang tussen parallelle werkelijkheden. Ongemerkt zou dan de realiteit zijn gewisseld. In de ene werkelijkheid werd Nelson Mandela de eerste zwarte president van Zuid-Afrika. In de ander overleed hij in de gevangenis. En ergens is een snijpunt geweest, waarop die twee werkelijkheden uit elkaar begonnen te lopen. Nelson Mandela had kunnen overlijden in de gevangenis en deed dat ook in de ene werkelijkheid, die daarna een andere kant op is gegaan dan de andere werkelijkheid.
Ik leef nog. Ik denk soms dat ik niet zou moeten leven. Ik betrap mezelf erop dat ik het auto-ongeluk zie als net zo’n snijpunt. In de ene werkelijkheid was ik dood geweest. In deze leef ik nog. Want ik had enorm veel geluk. Maar ik voel me niet gelukkig. Soms denk ik dat ik op geleende tijd leef. Dat de werkelijkheid zichzelf herstelt en ik erachter kom dat mijn afgelopen paar maanden van mijn leven de laatste droom is geweest van iemand die in de bijrijderstoel van een gekantelde auto op een Duitse Autobahn aan het sterven is. De twist ending van mijn eigen hoogstpersoonlijke aflevering van de Twilight Zone.
Ik doe dingen die mensen doen als ze leven. Ik breng mijn kinderen naar school. Dan ga ik naar mijn nieuwe baan. Na een dag werken haal ik de kinderen weer op. Ik kom thuis en geef mijn vrouw een kus en een knuffel. We eten. We brengen de kinderen op bed. Mijn vrouw en ik kijken een serie. Zij gaat naar bed. Ik blijf nog even op en ga dan ook naar bed. De volgende morgen sta ik op en doe ik min of meer hetzelfde. Ik zou dankbaar moeten zijn dat ik leef. Ik voel me niet dankbaar. Ik voel niets. Hoe ik leef voelt als een soort epiloog van een verhaal dat eigenlijk afgelopen was op het moment dat het op de Autobahn mis ging.