Angels jeugd stond in het teken van misbruik en mishandeling

In elke klas wordt er minstens een kind thuis mishandeld of seksueel misbruikt. Achter gesloten deuren, waar kinderen juist beschermd zouden moeten zijn. Angel (43) was één van hen. Ze moest zich al jong zien te redden in de gruwelwereld die haar ouders voor haar hadden gecreëerd. Jarenlang leverde ze een gevecht voor haar veiligheid

In de verte hoor ik iemand tegen me praten. Langzaam en zachtjes, alsof ik alles in slow motion hoor. Vaag zie ik de contouren van benen om me heen. Er wordt een hand naar me uitgestoken en hoewel ik niet weet wat ik met die vreemde hand moet, grijp ik hem vast. Ik word overeind getrokken. Mijn hoofd tolt en mijn hele lijf rilt. Langzaam herken ik een uniform. Politie. Meerdere uniformen om me heen. Dan begint het tot me door te dringen. O nee, wat is er nu weer gebeurd? Wat heb ik gedaan en waar ben ik? Ik probeer dingen te herinneren maar het is een dikke ondoordringbare mist. Er wordt een deken om me heen geslagen. Ik krijg het warmer maar ik voel me zo beroerd. Het is net alsof mijn hoofd vol watten zit. Er komt een grote gele auto. De ambulance. De gezichten om me heen beginnen vorm te krijgen en de woorden klinken nu wat duidelijker. Ze vragen wie ik ben en waar ik woon. Geleidelijk kan ik wat dingen herinneren en beantwoorden. Ik blijk vijfentwintig kilometer van huis te zijn. Ik schrik enorm. Ze stellen me gerust. Mijn man is gebeld en al onderweg naar mij. Na een half uurtje voel ik zijn vertrouwde armen om me heen.

Op de vlucht
‘U heeft dissociatieve fugue stoornis; een van de symptomen van uw Complexe Post Traumatische Stress Stoornis’, concludeerde de psychiater. Zoiets ontstaat na het ervaren van bedreigende situaties. In mijn geval zijn jarenlange mishandelingen en voortdurende incest en verkrachtingen de boosdoeners. Als ik stress heb, kan dissociatie optreden en ben ik erg verward. Mijn geest vervreemdt zich dan van mijn lichaam en gevoel om me zo te onttrekken aan de realiteit. Vluchtend voor een wereld die ik niet meer aankan, loop ik weg van huis. Ik heb geen idee hoe ik buiten kom, vergeet wie ik ben en heb geen enkel besef van mijn omgeving. Dan zwerf ik verdwaasd rond. Pas als iemand me ‘bijbrengt’ besef ik langzaam dat ik de volwassen Angel ben en niet meer dat kind of die tiener of jongvolwassene die vlucht voor haar ouders. Even zweef ik tussen het verleden en heden en bevind ik me in een schemerwereld. Daarna komen de schaamte en de pijn. De volgende dag voelen mijn spieren aan alsof ik een marathon heb gelopen. Soms gaat het dagen goed en dan ben ik opeens weer ‘kwijt’. Vaak midden in de nacht. Dat kleine meisje in mij is dan zo bang dat ze wegrent, soms op zoek naar manieren om dood te gaan. Papa en mama, wat hebben jullie mij aangedaan? Trillen, zweten, hartkloppingen, ademhalingsproblemen, nachtmerries en flashbacks, woedeaanvallen, slaapproblemen, gebrek aan concentratie. Een bak aan ellende. De grote erfenis die ik van mijn ouders kreeg.
Het was wel duidelijk dat ik na drie miskramen, nooit geboren had mogen worden. Na een lastige bevalling kwam ik via een keizersnede ter wereld. Dat ging gepaard met de nodige complicaties, waardoor mijn moeder nog een aantal maanden in het ziekenhuis heeft gelegen. Ik mocht als kleine baby al direct mee naar huis met mijn vader. Al was de titel ‘vader’ voor hem veel te hoog gegrepen. Van mijn oma hoorde ik dat hij me slechts één keer op schoot heeft genomen. Dat was voor een foto. Met tegenzin overigens. Vanaf het begin deed hij agressief tegen mij. Ik was meer een ding dan een dochter voor hem. Zijn bezit waarmee hij mocht doen wat hij wilde. Zo verliep het liefdeloze begin van mijn leven.

Lief meisje
Mijn eerste herinneringen gaan terug naar de kleutertijd. Naar de donkere nachten als papa in bed naast me kwam liggen en lieve woordjes fluisterde. Hij noemde me zijn kleine poppedeintje. Woorden en aandacht waar ik intens naar verlangde. Hij gaf me kusjes en knuffelde mijn kleine kleuterlijfje. In zijn ogen lag nu geen haat, maar een mooie, warme blik. Ik vond het fijn om zijn lieve meisje te zijn. Als hij me betastte op plekken waar het eigenlijk een beetje pijn deed, durfde ik dat niet te zeggen. Want eindelijk was papa aardig tegen mij. Ik snakte zo naar warmte dat ik het voor lief nam dat hij bovenop me kwam liggen en met zijn handen mijn hele lijf bevoelde. Handen die me overdag sloegen. Met ogen vol minachting en haat. Hij mocht me niet en liet dat overduidelijk merken. Hij ergerde zich aan alles wat ik deed. De hele dag was ik op mijn hoede. De vader die ik overdag had, was agressief en kon om kleine dingen driftig worden. Als ik wat limonade uit mijn glaasje morste, mijn bestek niet goed vast had bij het eten, als ik in zijn ogen ‘verkeerd’ keek… altijd vond hij een reden om me te slaan en te kleineren. Maar ‘s nachts werd er van mij gehouden. Vaak lag ik uren op hem te wachten. Ik kende elk geluidje in huis. Elk kraakje van de trap. De voetstappen op de treden. En dan zou het niet lang meer duren.
Helaas verdween de lieve nachtvader geleidelijk. Zijn handen gingen harder wrijven, zijn geslachtsdeel lomp in me stotend. En toch deed ik elke dag weer enorm mijn best een lief kind te zijn. Maar hoeveel moeite ik ook deed, hij noemde me steeds vaker ‘duivelskind’. Ik was slecht en verdorven! Een duivelsgedrocht. Wat hij deed was voor mijn eigen bestwil. Om de duivel uit me te drijven en me te genezen. Ik mocht hem wel dankbaar zijn dat hij mij probeerde te redden.

Buitenbeentje
Op school was ik al gauw het buitenbeentje. Ik was er wel, maar ook weer niet. Ik hoorde nergens bij. Ik weet wat het is om geduwd en uitgescholden te worden. Wat het is om alleen in een hoekje je boterham op te eten, hopend dat die pauze snel voorbij zou zijn. Nooit heb ik er iets tegen gedaan. Want thuis was me ingeprent dat ik slecht was. Logisch dat ik op school werd getreiterd of juist genegeerd. Ik dacht dat het klopte. Gymlessen waren een drama, waarbij ik angstvallig alle blauwe plekken probeerde te verbergen. Niemand wilde me in hun team wilde hebben, want in plaats van de bal te vangen, bukte ik snel, zoals ik thuis bukte als er iets naar me werd gegooid. En alsof andere kinderen in mij geïnteresseerd zouden zijn, verboden mijn ouders me met anderen om te gaan. Ik was stil en verlegen en zag er raar uit. Mijn vader bepaalde steevast mijn kleding. Liefst jurkjes met kant en absoluut niet volgens de laatste mode. Ik moest strikjes in mijn haar en tot overmaat van ramp droeg ik een bril en kon ik goed leren. Maar nooit goed genoeg voor mijn vader. Ik herinner me dat ik samen met hem sommen moest oefenen. Bij het eerste foutje schold hij me uit, pakte mijn handje en drukte hard zijn brandende sigaret er op. Toen ik de volgende dag met ‘slechts’ een acht voor deze sommen thuiskwam, ging hij door het lint. Hardhandig werd ik de trap op gesleurd om me urenlang op de overloopkast op te sluiten. ‘Dan kun je eens nadenken hoe dom je bent!’ Maar als hij zich op school liet zien, was hij de perfecte vader, die ook nog eens zitting had in de ouderraad.
Mama, daarentegen, zat altijd aan tafel te wachten met thee en koekjes als ik uit school kwam. Met een zachte stem vroeg ze hoe het op school was.
Ik vond het verwarrend dat ze nooit ingreep als papa me schopte, opsloot of misbruikte. Tegelijk begreep ik haar. Tegen mijn vader ingaan was geen optie. Misschien had ik het idee dat ik haar moest beschermen. Ook zij ging gebukt onder mijn vaders gedrag. Ik troostte haar als ze huilde. Ik ving de klappen voor haar op. Haar angst was vele malen groter dan haar moedergevoel. Ze kon alleen maar zwijgen.

Eigen wereld
Op een middag nam papa me mee naar opa. Toen hij me daar achterliet en opa me mee naar boven nam, bekroop me een akelig gevoel. Het zal toch niet waar zijn? Opa verkrachtte mij. Zijn achtjarige kleindochter! Vanaf die dag ben ik geregeld naar mijn opa gebracht.
De situatie werd zo mogelijk nog erger toen opa geldproblemen kreeg en tegen betaling andere mannen aan me liet zitten. Vier jaar heeft dit geduurd. Daarna hoefde ik niet meer naar opa maar wachtte me de volgende ‘verrassing’: Thuis werd ik niet meer alleen door mijn vader maar óók door mijn moeder misbruikt. Pure angst maakte haar medeplichtig. Vanaf dat moment was er geen enkele veiligheid meer in mijn leven. Mishandelingen waren aan de orde van de dag. Regelmatig werd ik opgesloten. Soms zelfs in de diepvrieskist. Om het kwaad in mij te bevriezen. In bad werd mijn hoofd onder water geduwd totdat ik bijna stikte en mijn huid werd met een schuursponsje geboend. Soms werd er dagen niet tegen me gesproken.
Vierentwintig uur per dag liep ik op mijn tenen. Met mijn vader als tiran en ik als slaaf. Met mijn moeder die toekeek of meedeed. De pijn in mij was verschrikkelijk. Het was alsof mijn lijf in twee stukken werd gescheurd. Ik kon geen kant op. Hoe kon ik me als meisje tegen zoiets gruwelijks verweren? Tijdens het misbruik lukte het steeds beter om mijn eigen wereld te creëren. Een paradijs vol kleurige bloemen, waartussen ik met mijn poppen speelde. In mijn hoofd vluchtte ik weg van de werkelijkheid die te afschuwelijk was om nog te verdragen. Als ik daarna weer alleen was in mijn bedje trok ik mijn kussen over mijn hoofd en huilde zachtjes. Ik had pijn in mijn buik als papa of mama me had gepakt. Of als ik honger had omdat ik voor straf bijna twee dagen niet had gegeten. Als mijn hoofd pijn deed van alle klappen die ik voortdurend kreeg.

Jeugdzorg
Op de middelbare school begonnen de eerste scheurtjes in het imperium van mijn ouders te komen. Het viel leerkrachten op dat ik, behalve de fanfare waarin ik trompet speelde, geen sociaal leven had. Ik zag bleek, kon me slecht concentreren en mijn schoolprestaties holden achteruit.
Lang heb ik gezwegen maar op veelvuldig aandringen van de schooldirecteur vertelde ik dat ik thuis werd mishandeld. De nachtelijke gebeurtenissen verzweeg ik. Ik vond dat ik al te veel had gezegd. Want ik was een duivelskind en uiteindelijk was het allemaal mijn eigen schuld.
De school schakelde Bureau Jeugdzorg in en zij besloten een uithuisplaatsing. Maar de wachtlijst vormde nog een probleem, zodat ik een maand bij de schooldirecteur heb gewoond. Ik kwam in een huiselijke gezelligheid die ik niet kende. Het voelde goed, maar tegelijk was hier niemand die me hielp het slechte uit me te halen. En wat zou me later thuis te wachten staan, nu ik had gepraat? Ik kon me werkelijk geen moment ontspannen.
In die periode heeft de rechter een ondertoezichtstelling uitgesproken. Er werd een gezinsvoogd toegewezen en ik moest weer naar huis. Terug naar het hol van de leeuw. Geregeld zaten we samen aan tafel. De gezinsvoogd, ik, én mijn ouders. Zinloze gesprekken dus. Dachten ze nu werkelijk dat ik in het bijzijn van mijn ouders zou zeggen dat ik die nacht was verkracht en mishandeld? Met de verwondingen en littekens nota bene prikkend onder mijn kleding, liet ik geen verkeerd woord los. De mishandelingen en het misbruik, al dan niet met een mes op mijn keel, gingen onverminderd door, zodra de voogd zijn hielen had gelicht. Maar ik kon niet meer. Ik was helemaal op en vluchtte naar een wegloophuis voor tieners. Als wereldvreemd, vijftienjarig meisje met niet meer dan haar boekentas belandde ik in een vreemde stad tussen vreemde mensen. De gezinsvoogd weigerde langs te komen. Wel had hij gesprekken met mijn ouders en werd er geklaagd hoe moeilijk ik was, mij volkomen negerend. Ten einde raad ben ik op aandringen van mijn voogd na drie maanden terug gegaan naar mijn verkrachters en agressors. Er wachtte mij een allesbehalve warm welkom. De verschrikkingen gingen door alsof ik nooit was weggeweest.

Groot mes
Na mijn examen ging ik de mbo-opleiding Sociaal Agogisch Werk doen. Amper aan de opleiding begonnen, heb ik mijn mentor huilend alles opgebiecht. Alles, echt alles heb ik eruit gegooid. Dat mijn ouders mij mishandelden en zich aan mij vergrepen. Al zestien jaar lang. Dat was voor Jeugdzorg opnieuw een reden op me uit huis te plaatsen. Eindelijk werd ik verlost. Maar de opluchting was maar van korte duur. Het zou een week duren om alles te regelen. Ongelooflijk! Wederom stuurde Jeugdzorg mij, intussen zeventien jaar maar nog altijd kwetsbaar, met knikkende knieën terug naar huis en was ik aan de daders overgeleverd.
Die week had ik ‘s avonds mijn wekelijkse repetitie van de fanfare en kon ik even ontsnappen aan de misère. Eenmaal thuis ging ik naar de badkamer. Daar schrok ik van mijn vader. Met een groot mes in zijn ene hand en pillen in zijn andere, stond hij me op te wachten. ‘Vandaag ga jij zelfmoord plegen!’ zei hij lachend. Onder dwang liet hij me een afscheidsbrief schrijven. Dat ik niet meer kon leven met de leugens die ik over mijn lieve ouders had verspreid. ‘Na zeventien jaar zullen we eindelijk van je af zijn,’ hoorde ik papa zeggen. Ik kreeg een glas water in mijn hand geduwd om de pillen naar binnen te werken. Opeens hoorde ik mama onder aan de trap roepen om mijn vader. Geïrriteerd legde hij zijn mes neer en verdween hij naar de huiskamer. Mijn hart klopte in mijn keel maar mijn hersens werkten op volle toeren. Ik greep het mes, vloog de trap af en glipte de voordeur uit. Op blote voeten en met een mes in mijn hand rende ik in paniek de donkere avond in. Hopend dat ik niet werd gevolgd. ‘Hij wil me vermoorden.’ Schreeuwend kwam ik de repetitieruimte binnen waar ik eerder die avond was geweest. De muzikanten die nog wat zaten te drinken, schrokken op en hebben me meteen onder hun hoede genomen. Dit keer plaatste de kinderbescherming me in een internaat.

Rust
Op mijn negentiende stond ik weer op straat. De leiding van het internaat zei me nog voorzichtig te zijn. Schijnveiligheid. Wat moest ik zonder geld, zonder baan, zonder huis en totaal niet weerbaar? Mijn ouders maakten hier dankbaar gebruik van. Ze namen contact met me op en regelden woonruimte voor me. Helaas gaf de reservesleutel hen toegang tot mishandeling en misbruik in mijn eigen appartement. Overdag werkte ik een supermarkt, daarnaast werd mijn leven nog altijd pijnlijk beheerst door mijn ouders.
Totdat papa door de mand viel. Ik was inmiddels vijfentwintig. In zijn razernij had hij me weer eens afgetuigd. Met het grote verschil dat dit keer mijn gezicht ook flink was toegetakeld. Een foutje. Op mijn werk geloofden ze mijn smoesje niet en werd de politie ingeschakeld. Uiteindelijk deed ik aangifte bij de zedenpolitie. Ik voelde me een verraadster. Ik was immers opgevoed om te zwijgen. Maar ik kon het niet meer opbrengen. En er was al zoveel kapot; wat had ik nog te verliezen?
Omdat concreet bewijsmateriaal ontbrak, volgde er geen veroordeling. Zoals veel incestdaders zullen ze hun geheim meenemen in hun graf en blijven ze voor hun omgeving die aardige mensen uit de straat. Maar door de aangifte lieten mijn ouders me eindelijk met rust.
Dat is meteen het begin van een nieuwe hel. Hoe ga ik in godsnaam om met een verleden vol misbruik. Jarenlang ben ik gehersenspoeld. Is mijn lichaam en uiteindelijk mijn geest niet van mij geweest. Mijn hoofd zit vol met levensechte, horrorachtige taferelen. Met goede therapie lukt het me kleine stapjes te zetten. En dan is er natuurlijk mijn lieve man met wie ik al jaren samen ben, die me altijd steunt. Nu pas weet ik wat echte liefde is. Het is gratis en tegelijk het kostbaarste bezit dat ik koester. Ik heb bewust gekozen voor een wereld waar geen plaats meer is voor degenen die me op de wereld hebben gezet. Maar een verleden kun je niet wissen. Ik werk er keihard aan om het een leefbaar plaatsje in mijn hart te geven. Het hart waar nog voldoende plek is voor mooie herinneringen die ik nu aan het opbouwen ben.

Tekst: Elke Wolferink-van der Heyden

Angel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *