Kort voor haar sterven kreeg de moeder van Grace bijzonder bezoek: ‘Ze leek wel een een engel!’

De herinnering aan de wonderbaarlijke gebeurtenis vlak voor het heengaan van haar moeder staat Grace (52) na bijna twintig jaar nog helder voor de geest.

Eind 1996 en begin 1997 was een vreselijke tijd voor ons. Eind november hadden we afscheid moeten nemen van ons neefje Dave van vier. Een erfelijke ziekte velde hem nog voordat hij echt aan zijn leven kon beginnen. Zijn sterven was dramatisch. Machteloos stonden we rond zijn bedje. Zijn moeder, een zus van mijn man, had hem tot aan zijn dood verzorgd. De laatste weken van zijn leven lag hij in het ziekenhuis, hetzelfde ziekenhuis waar ook mijn moeder al twee maanden lag. Ze was pas 63 en opgenomen wegens suikerziekte. Al jaren had ze last van ouderdomssuiker, maar nooit zo erg dat ze ervoor naar het ziekenhuis moest. Ze hoefde maar twee tabletjes per dag in te nemen en verder was er prima mee te leven. Het zat in de familie, zowel haar broer als haar eigen moeder had diabetes, niets om bang voor te zijn.
Maar bang werden wij, de familie, wel toen ze plotseling erg ziek werd en opgenomen moest worden. De dokters stonden voor een raadsel. Ze kregen de ontregelde suikerspiegel van mijn moeder niet goed op orde, wij begrepen niet dat dat zo moeilijk was en al helemaal niet dat iemand daar zo ziek van kon zijn.
De weken werden maanden en het ging alleen maar slechter met mijn moeder. Ze raakte bedlegerig en kreeg grote doorligplekken. Ook haar onderbenen vertoonden open wonden die niet wilden helen. Het was hartverscheurend om haar zo te zien liggen. Geen enkel medicijn sloeg aan en het leek alsof de artsen niet wisten wat ze met haar aan moesten. Een van de trieste dieptepunten van haar ziekenhuisverblijf was de operatie aan haar been. Haar linkeronderbeen moest worden afgezet, het was niet meer te redden.

Wanhopig
Mijn moeder werd slechter en slechter en niets leek haar beter te kunnen maken. Ontroerend was haar bezoekje aan mijn doodzieke neefje. Ze vroeg me haar in de rolstoel naar Dave toe te rijden, zodat ze afscheid van hem kon nemen. Dat ze eigenlijk afscheid namen van elkaar en beiden zouden sterven, wisten we op dat moment nog niet.
Na de dood van Dave bleef mijn moeder achter in het ziekenhuis. Mijn schoonzusje stortte letterlijk in na het overlijden van haar kind. Met hem stierf ook een gedeelte van haar. Ze vertelde ons dat ze het ziekenhuis niet meer kon zien, zelfs de gedachte dat ze erheen moest, maakte haar al misselijk. Ze kon het niet opbrengen ooit nog een stap over die drempel te zetten. Wij begrepen dat heel goed en bovendien wilde mijn moeder absoluut geen bezoek ontvangen. Ze wilde alleen mijn vader, mijn man en mij zien en verder niemand. Anderen wisten ook helemaal niet hoe ernstig het met haar gesteld was. Die drie maanden lang bestond onze wereld uit haar, het ziekenhuis en ons drieën. Zo wilde ze het en zo deden we het.
We werden kind aan huis in het ziekenhuis. Mijn vader sliep er. Bij de koffiecorner beneden in de hal maakten ze na een tijdje zonder dat we iets hoefden te zeggen onze bestelling al klaar. Het werd kerst en oudjaar, mijn moeder lag nog steeds in het ziekenhuis. Er kwam geen verbetering in haar toestand. Spreken deed ze niet veel meer, maar onze aanwezigheid voelde ze. Ze hield altijd onze handen vast. Als je even wegging en je vingers voorzichtig uit de hare losmaakte, werd ze wakker.

Klopje
Die oudejaarsavond zaten we met z’n drieën om haar bed en telden we samen de minuten af tot twaalf uur. Een nieuw jaar met mijn moeder, maar hoe lang zou ze nog bij ons zijn? We waren inmiddels radeloos en wanhopig. Hoe kon het dat anno nu in een land met een gezondheidszorg als Nederland niemand mijn moeder kon helpen? Het leek wel een horrorfilm waarin we beland waren. Mijn vader sprak opnieuw met de arts, maar deze zag geen enkele genezingsmogelijkheid meer voor haar. Haar benen waren kapot, net zoals haar rug, haar organen vielen uit, ze had een toeval gekregen die haar geest had beschadigd en haar lichaamsgewicht was nog maar een derde van wat het geweest was. Er was geen hoop meer.
Die nacht praatten we urenlang met elkaar. Mijn moeder zou nooit meer beter worden, konden we dan in ieder geval haar sterven zo zacht mogelijk maken? Was er een mogelijkheid haar te helpen? Op de ochtend van de 4e januari stemden de artsen in met dit verzoek. Mijn moeder zou inslapen. Niemand wist ervan, we hadden niemand op de hoogte gebracht. Wij waren de enigen die wisten dat die dag mijn moeders laatste dag zou zijn. Alle apparaten om haar heen werden weggehaald en plotseling was het doodstil in de kamer. Mijn moeder kreeg haar laatste medicijn toegediend. Samen wachtten we op de dood.
Plotseling hoorden we een klopje op de deur. We reageerden niet, in de veronderstelling dat het iemand van de verpleging was. Heel zachtjes ging de deur open en daar stond ineens mijn schoonzusje, de moeder van Dave. Wat deed zij nu hier? Ze had zo duidelijk gezegd nooit meer een stap in dit ziekenhuis te willen zetten, en juist zij stond hier nu bij ons, op dit unieke moment. We begrepen hier niets van. Mijn schoonzusje was heel rustig, maar de tranen rolden haar over de wangen. Wij waren nog altijd met stomheid geslagen. “Ik móest hier wel naartoe,” verklaarde ze toen, “ik wil haar een goede reis wensen.” Ze liep om het bed heen en legde haar hand heel zachtjes op de dunne, koude hand van mijn moeder. Daarna keek ze ons aan. “Jullie hoeven niet bang te zijn. Haar pijn en lijden zijn bijna voorbij, nog vanavond zal ze bij Dave zijn. Vannacht heb ik ze samen gezien in mijn droom, ze dansten en lachten samen.”
In een kring stonden we om mijn moeders bed. We waren verbijsterd. Mijn schoonzusje liep vervolgens naar de deur en sloot deze heel zachtjes achter zich. Ze leek wel een engel. Nog geen uur later stierf mijn moeder en niets in mij twijfelde eraan of ze was op weg naar Dave. Op weg om samen te dansen…

Tekst: Lydia Zittema

Grace (52)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *