Onmogelijke liefde: Als de liefde van je leven onbereikbaar is

Als er iemand in je leven komt van wie je meteen weet dat hij of zij de ware voor je is, je soulmate, ben je de gelukkigste persoon op aarde. Wat is er mooier dan de liefde van je leven te vinden? Maar wat als deze persoon onbereikbaar voor je wordt, of dat nu letterlijk is of figuurlijk? Als de liefde onmogelijk is, dan is het verdriet peilloos en breekt je hart. Yara en Hilke maakten het mee.

Yara’s (nu 26) vriendje Sören (nu 25) was sinds de middelbare school haar grote liefde. Ze wisten zeker dat ze samen oud zouden worden. Voor ze in Amsterdam gaan studeren, gaat Sören een paar maanden backpacken in Australië. Hij komt in aanraking met een gesloten geloofsgemeenschap en verbreekt elk contact.

“Ik weet nog goed dat Sören het voorstelde: ‘Zullen we een tijdje gaan backpacken? Studeren wordt al saai genoeg!’ We zaten op mijn slaapkamer en luisterden muziek. Radiohead, weet ik nog; daar waren we beiden idolaat van. We waren achttien jaar en stonden aan de vooravond van ons vwo-eindexamen. Voor Sören en mij een eitje, want we konden allebei altijd gemakkelijk leren. We waren nagenoeg zeker om met onze eindcijfers te worden toegelaten voor geneeskunde in Amsterdam. We zouden de beste artsen van de wereld worden en altijd bij elkaar blijven. Zo simpel en zonnig leek de toekomst vanaf mijn tienerbed aan de Scheldestraat in Apeldoorn.
Ik vond het geen slecht idee om een paar maanden te gaan reizen voordat we ‘volwassen’ moesten gaan doen en op kamers zouden gaan en zo, maar Sören verlangde er ontegenzeggelijk meer naar dan ik. Toen een paar weken later mijn moeder een ernstige hernia kreeg en er thuis handen tekortkwamen, was ik dan ook de eerste om aan te bieden mijn tussenjaar dááraan te besteden. Dat Sören alleen weg zou gaan, vond ik natuurlijk jammer, maar ik maakte me er geen zorgen over. Wat zijn een paar maanden op een heel leven samen? En ach, misschien zou ik hem nog wel nareizen. We zouden wel zien hoe het zou gaan.
Begin september bracht ik hem naar Schiphol. Heus wel een beetje jaloers en in mijn achterhoofd toch ook wel wat angstig. Het was de eerste keer dat we iets zónder elkaar zouden doen, sinds we op ons vijftiende verkering kregen. Maar ik vermande me en Sören ook. ‘Dat hele backpacken is eigenlijk ook maar overrated’, verklaarde hij monter, op weg naar de luchthaven. ‘Ik doe het eigenlijk ook alleen maar om een beetje stoer te doen tegen jou.’ We lachten en gaven elkaar een high five. Het was precies die humor en nuchterheid waarin we elkaar al zo jong hadden gevonden.
Toen Sören zo’n maand weg was, kwamen eigenlijk al de eerste tekenen dat hij een beetje de weg kwijtraakte. We hadden bijna dagelijks mailcontact, waarin hij me tot dan toe vrolijk verslag deed van feestjes in de backpackershostels, gave duiktochten en ontmoetingen met mede-reizigers uit alle windstreken. In een mailtje dat hij om vier uur ’s nachts lokale tijd had gestuurd, schreef hij: ‘Yara, ik hoor al die verhalen van al die lui uit de hele wereld en ze zeggen allemaal hetzelfde: bla bla bla! Het heeft geen inhoud, weet je. Geen diepte. Het is allemaal bullshit. Ik wil dit niet meer man. Ik kan dit toch niet.’
Ik hield het op dronkenmanspraat. Misschien een blowtje erbij, ach je weet hoe dat gaat. Maar zijn berichtjes werden steeds somberder en donkerder. Hij gaf aan dat hij het leven maar zinloos vond, dat hij geen heil zag in ‘dom feestvieren’ en dat hij intussen de meeste avonden op het stapelbed in zijn hostel doorbracht met lezen in een bijbel die hij op straat in Brisbane aangereikt had gekregen. Ik was met stomheid geslagen. Met een bijbel naar bed? Deze jongen had ‘een feestje bouwen’ zo ongeveer uitgevonden en over God of de bijbel had ik hem nog nooit gehoord. We kregen steeds minder contact met hem. Ik en ook zijn ouders mailden en belden hem in wisseldiensten en steeds als we dachten: er is nu echt iets mis, kwam er toch weer even een berichtje terug. Dat alles goed was met hem. Dat hij even wat rust wilde. Niets aan de hand! Hij zou wel weer contact zoeken. Alles was chill. Zijn laatste mail aan mij luidde: ‘We moeten afstand nemen. Je leven connect niet meer met het mijne.’ ”

Handgeschreven brief
“Achteraf hebben we begrepen dat hij al na ruim een maand in aanraking was gekomen met een sekte genaamd The Shepherd, op zo’n tweeënhalf uur rijden van Brisbane. Zij werft vaker jonge participanten onder backpackers en er is iets in Sören geweest waardoor hij zich ertoe aangetrokken heeft gevoeld. Toen, in mijn tienerjaren, heb ik het nooit gezien, maar nu ik wat jaartjes verder ben is het iets duidelijker. Hij was altijd al wel een beetje op zoek, vond eerste ‘honk’ vaak niet goed genoeg. Waar ik arts wilde worden, wilde hij minstens het medicijn tegen kanker ontdekken. Het moest altijd bigger than life zijn: altijd groter, belangrijker en diepgaander dan een ander mens het zou doen. Ik denk dat hij ons daarom allemaal maar oppervlakkig vond.
Toen Sören ongeveer vier maanden weg was, kregen zijn ouders een handgeschreven brief van hem. Hij vertelde ze daarin dat hij geen ‘modern’ contact meer zou hebben. Schrijven kon, maar naar een postbus. Bellen zou hij zelf soms doen, schreef hij, vanuit een telefooncel. Hij gaf aan dat hij gelukkig was, dat hij echte vrienden had gemaakt en dat hij tegenwoordig Aleiha heette. Ik leer tot mijn geluk Aramees, de oude taal waarin wij hier geschriften produceren en ik werk op het land. Het is in ruime mate een bevredigender bestaan dan mijn leven tot nu toe. Jullie zullen me vragen terug te komen en zullen op mijn gemoed spelen, maar weet dat dat mijn keuze onwrikbaar is.
Ik was negentien en wist me hier geen raad mee. Ik had fantasieën dat Sören was ontvoerd, dat iemand anders in zijn plaats die gekke berichten stuurde en hield me aan die idiote gedachte vast. Voor zijn ouders was het een vreselijke tijd – en nog. Ze zijn naar Australië afgereisd en hebben met hulp van een sekte-deskundige naar Sören gezocht. Ze hebben voor de hekken rondom de geloofsgemeenschap gestaan, maar kennelijk kun je niet veel doen als een volwassen persoon geen contact wil en verder niets illegaals doet. Inmiddels horen ze heel soms iets van hem. Hij stuurt eens per jaar een kaart waarop staat dat het goed met hem gaat. Naar mij heeft hij nog nooit gevraagd. Ik ben tot op de dag van vandaag in staat van verbijstering. Hoe jong ik ook was, ik voelde zó veel voor die jongen. Mensen zeggen dat ik het moet loslaten. Hém moet loslaten. Maar hij was mijn zielsverwant in woelige tienerjaren en ik kan niet geloven dat hij heeft gekozen voor een andere toekomst dan die met mij. Hij komt op een dag terug. Hij is nu gewoon heel erg in de war.”

Hilke (36) werd in haar twintiger jaren verliefd op haar geadopteerde neef Rámon. En hij op haar. Maar ze weten onmiddellijk dat dit in de familie nooit zal worden geaccepteerd. Samen maken ze een reis naar zijn roots in Colombia, en kunnen ze een paar weken ongestoord een stel zijn. Het was tevens hun afscheid.

“Ramón… die is altijd onweerstaanbaar geweest. Geen vrouw kon zich ooit tegen hem verweren. Hij was als kleuter al de charmeur van de familie, met die grote bruine ogen, omlijst door lange, zwarte wimpers. Ik was ongeveer even oud en we waren onmiddellijk dikke vriendjes. Als mensen vroegen: ‘Is dat jouw neef?’ of ‘Is dat jouw nicht?’ riepen we verongelijkt in koor: ‘Wij zijn broer en zus!’Zo heeft het altijd gevoeld. Dat kwam ook door de warme band die onze ouders onderhielden. Ramóns moeder is de zus van mijn moeder. Waar mijn moeder moeiteloos een groot gezin stichtte, maakte haar zus veel verdriet mee met miskramen en een doodgeboren dochtertje. Mijn tante en oom besloten te gaan adopteren en zo kwam Ramón uit Colombia in onze familie.
Het was pas toen we een jaar of veertien waren dat Ramón en ik méér werden dan zelfbenoemd broer en zus. Als ik eens een vriendje had, was Ramón uitermate onaardig tegen die knul. En als hij iets te enthousiast over een meisje op school vertelde, vond ik haar automatisch súper stom. Er ontstond een soort van verliefdheid, maar niemand wist ervan en wij eigenlijk zelf ook niet. We kusten niet en hielden geen handjes vast. Het was meer een wederzijds gevoel van: we zijn twee handen op één buik.
Ik denk dat we een jaar of eenentwintig waren toen we een keer een gezamenlijk verjaardagsfeestje gaven bij mijn ouders thuis. Ramón en ik waren een beetje dronken, de gasten vertrokken één voor één en onze ouders zeiden tegen een uur of drie, geheel terecht: ‘Succes met opruimen!’ alvorens zij zelf naar bed vertrokken. Daar zaten we dan op de bank, tussen confetti en glazen verschraald bier. ‘Als je mijn nicht niet was, had ik je al lang een keer gekust,’ zei hij.‘Ik bén je nicht niet,’ antwoordde ik.
Want dat ben ik natuurlijk ook niet. Biologisch niet. Maar dat zou voor onze familie niet hebben uitgemaakt en dat respecteer ik ook. Ramón is in het gezin van mijn tante opgenomen als een volwaardige zoon en ik zou me bezwaard voelen om dat te verstoren. Dat zouden we namelijk doen, als we verliefd waren gebleven en een plek hadden willen opeisen voor onze relatie. We zouden dan hebben benadrukt dat Ramón nooit hun echte, biologische kind is geweest. En dat wilden we geen van beiden ooit op ons geweten hebben. We hebben een paar jaar om elkaar heen gedraaid. En ja, ook wel eens wat ‘gedaan’. Maar we hebben de relatie nooit openbaar gemaakt en daar hebben we allebei vreselijk onder geleden. We wilden zo graag bij elkaar zijn, maar zelfs de normale omgang tussen nicht en neef werd voor ons frustrerend. We hielden van elkaar, maar moesten dat continu verbergen.”

Hartverscheurend
“Op enig moment werd Ramón benieuwd naar zijn roots in Colombia. ‘Ga met me mee,’ zei hij. ‘Ik wil er niemand anders bij hebben dan jou.’ En we gingen. De familie vond het fantastisch, die mooie band tussen nicht en neef. Wij waren altijd al zo close geweest dat het niemand verbaasde dat we dit samen wilden ondernemen.
We hebben er een te gekke tijd gehad. Ik wist ook dat dit onze laatste tijd samen was, want het ging zo niet langer. Ik verlangde naar settelen en een gezin en dat zou onmogelijk kunnen met Ramón. Dit konden we onze familie niet aandoen.
Onze reis was fantastisch. We verkenden zijn roots, zijn land. Ik schudde handen van een oom en tante van hem die we terugvonden en voelde me één met Ramón en zijn zoektocht. We konden ongebreideld samen zijn, niemand zat ons in de weg. Het was fantastisch en ontzettend verdrietig tegelijkertijd. We wisten dat we hierna afscheid van onze relatie moesten nemen en onze laatste dag in Colombia was hartverscheurend.
Nog een aantal keer hierna zagen we elkaar op familiefeestjes en ik kon die nauwelijks verdragen. Het voelde onrechtvaardig dat we niet bij elkaar konden zijn als stel, terwijl we dat tegelijkertijd niemand kwalijk konden nemen. Het was zo veel makkelijker geweest als we hier een schuldige voor hadden kunnen aanwijzen. Maar die was er niet. Je verdriet blijft dan zo raar in de lucht hangen.
Een half jaar later ontmoette ik mijn huidige vriend. We hebben een kind samen en wonen inmiddels op Curaçao. Dat klinkt idyllisch, maar er zit een verdrietig randje aan. Ik heb mijn vriend gestimuleerd deze baan te nemen, terwijl hij veel liever op het hoofdkantoor in Den Haag was gebleven. Ik móest fysiek weg van Ramón en realiseer me dat ik daarvoor mijn man in een bepaalde richting heb gestuurd. Een ander zou een onbereikbare liefde juist naar zich toe willen halen, maar ik heb hem juist onbereikbaarder gemaakt.”

Yara en Hilke

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *