Suzan negeerde een hartaanval

Suzan negeerde een hartaanval

Suzan (57) heeft in haar leven veel pech gehad op medisch gebied en klopt niet snel meer bij een dokter aan. Ook die pijn op haar borst gaat vast wel weer over. Denkt ze. Tót ze plotseling beseft dat ze misschien wel een hartaanval heeft…
Ik ben geen zweverig persoon en heb nooit geloofd in bovennatuurlijke zaken. Als ik echter terugkijk op wat mij de afgelopen jaren is overkomen, dan kan ik niet anders dan geloven dat ik een paar beschermengeltjes om me heen heb. Anders was ik er allang niet meer geweest.

Rugklachten

Het begon op de middelbare school toen ik last kreeg van mijn rug. De huisarts nam mijn klachten niet serieus en suggereerde dat die pijn tussen mijn oren zat. Ik vond zijn opstelling zo beledigend dat ik daarna nooit meer over die rugklachten heb geklaagd. Je hebt tien keer liever een gebroken been, dan de suggestie dat je iets tussen je oren mankeert!
Ik wilde gaan werken met kleine kinderen. Daarvoor moest ik een beroepsopleiding volgen, waarvoor ik gekeurd werd. Toen de keuringsarts vroeg of ik rugklachten had, antwoordde ik ontkennend. Zo rolde ik in een opleiding – en uiteindelijk in een baan – die ik eigenlijk niet had moeten doen met mijn rug. Al dat bukken bij die lage tafeltjes alleen al was heel pijnlijk. Ik wilde dat werk echter zo graag doen, dat ik de extra pijn voor lief nam.

Depressie

Later gebeurde het me weer dat ik niet serieus genomen werd. Ik had pijn in mijn nierstreek, maar de huisarts beweerde dat ik daar helemaal geen pijn kon hebben. Dat heeft ertoe geleid dat ik me nog steeds niet bij artsen meld, tenzij het écht absoluut noodzakelijk is. Ik leerde er gewoon mee leven. Een bijkomend effect van het moeten leven met pijn is dat je pijn en vermoeidheid leert negeren. De pijn in mijn rug en in mijn nierstreek heeft me veel kwaliteit van leven gekost. Niet alleen fysiek, maar ook psychisch.
Zo begon ik rond mijn dertigste steeds meer last te krijgen van depressieve gevoelens. Het was de tijd van de energiecrisis en de Koude Oorlog en ik zag het leven heel somber in. Ik keek zo depressief tegen de wereld en mijn eigen leven aan dat ik geen toekomst met kinderen voor me zag. Daarom besloten we geen gezin te stichten.
De depressie werd op een gegeven moment zo heftig dat ik niet meer kon functioneren. Ik moest mijn zo dierbare baan bij de kinderen opgeven. Ik heb allerlei artsen geraadpleegd, maar niemand kon me helpen. Ik heb kilo’s antidepressiva geslikt, zonder enig effect. De depressie heeft een groot deel van mijn leven beheerst. Gelukkig kon ik rekenen op de onvoorwaardelijke steun van mijn man, anders weet ik niet hoe ik die periode had moeten overleven. Je zou denken dat je dan op de bodem van de put zit, op mentaal en fysiek gebied. Maar het kon nóg erger.

Melanoom

Het jaar nadat ik mijn werk definitief moest opgeven, kreeg ik kanker. Ik was verhuisd en had een nieuwe huisarts die er als de kippen bij was. Alerte, attente huisartsen – ze bestaan dus wel! Het ging om een melanoom, wat lijkt op een minuscuul onschuldig vlekje op de huid, maar het is absoluut dodelijk als je er te laat bij bent. Het vlekje werd verwijderd en ik heb tien jaar lang onder controle gestaan voordat ik ’schoon’ werd verklaard.
Het besef dat je op je vijfendertigste zomaar zou kunnen overlijden, was heftig. De zorgelijkheid van de artsen deed me beseffen dat dit toch wel een heel gevaarlijke vorm van kanker was. Ze kunnen tegenwoordig heel veel, maar de kans was aanwezig dat het terug zou komen of zou gaan uitzaaien. Ik wilde nog lang niet dood en ik wilde mijn man niet alleen achterlaten. Ik heb zelfs om me heen gekeken om te zien welke van mijn vrijgezelle vriendinnen een geschikte partner voor hem kon worden! Gelukkig bleek dat niet nodig.

Eindelijk een oorzaak

Ik bleef echter worstelen met die depressiviteit. En zoiets beleef je nooit alleen. Mijn man zat met een vrouw die altijd veel rugpijn had en depressief was. We hebben wel vrienden verloren door mijn klachten. Gelukkig hebben we ook een paar heel goede vrienden die ons wel konden blijven steunen. Dat heb je wel nodig, want men kan niet goed omgaan met mensen met psychische problemen. Zowel in de familie als op het werk waren er mensen die me afvielen. Op mijn werk heeft een vader van een van de leerlingen een keer gesuggereerd – waar ik bij was – dat ik een gevaar voor de kinderen zou zijn. Mijn collega’s waren me liever kwijt dan rijk. Iemand wist me zelfs te vertellen dat ik niet depressief zou zijn wanneer ik meer in de geest van de Bijbel zou leven en dus ook kinderen zou hebben. Wat moet je daar nou mee?
Mijn depressiviteit bleef maar aanhouden en de oorzaak werd maar niet gevonden. Een manier om het te verhelpen evenmin. Uiteindelijk ben ik er zelf achter gekomen. Het viel me op dat ik ’s nachts vaak stikkend wakker schrok. Ik had in de krant een keer iets gelezen over een man die ’s nachts ademstilstanden had, apneu heet dat. Ik ging naar mijn huisarts, maar mijn eigen diagnose van apneu maakte geen indruk. ”Stop maar met het gebruik van uw antidepressiva en probeer zittend te slapen”, adviseerde hij.
Door het slechte slapen werd mijn depressie erger en ik had eigenlijk nog maar één wens: de eeuwige slaap. Ik had een grote hoeveelheid medicijnen opgespaard, zodat ik eruit kon stappen als ik dat wilde. Die mogelijkheid en de onvoorwaardelijke steun van mijn man gaven me steeds de moed om maar weer door te kunnen gaan.
Op internet vond ik uiteindelijk een perfecte patiëntenorganisatie op het gebied van apneu. Ze adviseerden me om naar een bepaalde specialist te gaan. En ik bleek het wel degelijk bij het rechte eind te hebben: eindelijk werd mijn apneu herkend en behandeld.
Ik sliep weer beter en tot mijn grote verbazing was ik in één klap van mijn depressiviteit af! Ik was dus helemaal niet depressief, alleen maar totaal uitgeput omdat ik nooit normaal sliep. Ik heb ongelooflijk veel geluk gehad dat ik dit allemaal overleefd heb. Heel veel mensen met een onbehandelde apneu overlijden in hun slaap aan een hartstilstand. Die dans was ik dus mooi ontsprongen. Dacht ik.

Conditie

Ik sliep al vijf jaar met de apneumachine toen het me begon op te vallen dat ik een slechtere conditie kreeg. Ik was minder fit en werd ook zwaarder. Daarom stond ik iedere dag op mijn crosstrainer. Ook al zat er helemaal geen vaart meer in, ik gaf niet op. Uiteindelijk stond ik al trainende sudoku-puzzels in te vullen, zo langzaam ging het.
Op een dag kreeg ik een gemene kramp achter mijn borstbeen. Inmiddels had ik wel een andere huisarts, maar door mijn slechte ervaringen met artsen had ik het afgeleerd om daarheen te gaan. Ik kreeg steeds vaker last van die kramp wanneer ik me maar een beetje inspande. Ook in winkels en op straat overkwam het me, maar omdat ik inmiddels wist dat de kramp zou overgaan, kon ik er een draai aan geven door zogenaamd etalages te bestuderen. Ik wachtte dan geduldig tot de kramp overging.
Tot de avond van 5 december 2008. Toen ging de kramp tot mijn ergernis niet over, maar om hulp vragen deed ik niet. Ik heb die nacht niet geslapen van de pijn. Mijn man moest ’s ochtends weg. Ik heb hem niet gezegd hoe ik me voelde, want ik wilde zijn leuke uitje niet verpesten. Uiteindelijk heb ik mijn kramp op internet opgezocht en tot mijn schrik las ik dat ik een hartaanval kon hebben!
Nee toch? Dat kon het toch niet zijn? Wie kent niet de televisiebeelden, waarbij oudere mannen theatraal naar hun hart grijpen en ter aarde storten? Wist ik veel dat het bij vrouwen vaak heel anders verloopt… Mannen beschrijven vaak een ondraaglijke pijn, alsof er een olifant op hun borst staat. Vrouwen ervaren het vaak minder heftig, minder duidelijk. Toen ik dat eenmaal gelezen had, besloot ik toch de spoedarts maar even te bellen.
Ik zei twijfelend: ”Ik denk dat ik een hartaanval heb…” Hij reageerde adequaat en stuurde direct een ambulance om me op te halen. In alle paniek beloofde de buurvrouw nog dat ze voor mijn dieren zou zorgen en dat ze mijn man naar het ziekenhuis zouden brengen.
In het ziekenhuis werd inderdaad een hartaanval geconstateerd. De arts zei: ”Mevrouw, u bent te laat. Normaal gesproken moet een patiënt binnen zes uur gedotterd worden om permanente schade aan het hart te voorkomen.” Ik liep op dat moment echter al meer dan elf uur met mijn klachten rond. Ik kon niet meer gedotterd worden. Omdat er te lang was gewacht, was een deel van mijn hart afgestorven en zou ik blijvende schade hebben aan mijn hart.

Beschermengel

Er ging echter van alles mis met de informatie in mijn dossier, waardoor de artsen niet alle informatie tot hun beschikking hadden. In mijn dossier leek het net alsof ik wél op tijd gedotterd was. Daarom hebben de artsen niet stilgestaan bij de ernst van mijn hartprobleem. Ik was die weken in het ziekenhuis heel erg ziek. Ik had het benauwd en had hoge koorts. Ik bleek vocht vast te houden, maar had echter niet de klassieke dikke enkels die daar vaak bij horen. Daarom werd het vocht niet ontdekt en werd er niet aan een slechte hartfunctie gedacht. Achteraf gezien had ik ook een strenge vocht- en zoutbeperking moeten krijgen met mijn aandoening. Maar ik kreeg normaal te eten, onbeperkt te drinken én vooral heel zoute bouillonsoepjes. De artsen zochten de oorzaak elders en ik was zelf te ziek om ertegen in te gaan.
Ik werd steeds wanhopiger. Bij mij – zo bleek later – verzamelde het vocht zich niet zichtbaar in mijn enkels, maar in mijn borstholte. Daardoor nam de benauwdheid toe en was liggend slapen geen optie meer. Ik voelde me met de dag slechter en zieker. Ik wilde alleen nog maar naar huis, want ik wist dat het niet goed met me zou aflopen en ik wilde thuis sterven. Door de aanhoudende koorts werd ik echter steeds daar gehouden, ook al konden ze de oorzaak niet vinden.
Mijn beschermengeltjes hebben me toen geholpen door een broeder te sturen die niet zo kundig was. Hij presteerde het om op een avond de temperatuur, met een oorthermometer, zo onzorgvuldig op te nemen dat de uitslag 36.2 was. Geen koorts! Daar keek ik van op, want dat had ik nog niet meegemaakt. Ik had toen dagelijks minimaal 38.5. Bij een tweede meting bleek ik wel koorts te hebben, maar blijkbaar noteerde hij de lage temperatuur in mijn dossier. Daarom zei een arts de volgende dag dat ik naar huis mocht.
Die boodschap heb ik hijgend van benauwdheid in dankbaarheid aanvaard. De laatste nachten in dat ziekenhuis had ik maar één gedachte: ze laten me hier doodgaan en als ik dan toch dood moet, dan graag thuis bij mijn man en beestjes.

 

Misschien vind je dit ook leuk om te lezen? ‘Siliconen borstimplantaten verwoestten mijn leven.’

Ander ziekenhuis

Na drie dagen thuis ging het natuurlijk helemaal fout. Veel te hoge koorts, geen antibiotica meer en mijn arme hartje sloeg helemaal op hol. Ik had me er dan wel op ingesteld dat ik thuis zou doodgaan, maar écht willen doodgaan is wat anders. Maar teruggaan naar dat ziekenhuis was zinloos.
Maar ik had geluk. Of waren het misschien mijn beschermengelen die weer ingrepen? Toen ik weer opgenomen moest worden, was er in het eerste ziekenhuis geen plaats meer. Daardoor belandde ik in een ander ziekenhuis en ik kan niet anders zeggen dan dat alles daar perfect was. Ik kreeg een eigen kamer op de intensivecareafdeling, zodat ik alle rust kon krijgen die ik nodig had. De juiste onderzoeken werden gedaan en de juiste diagnoses werden gesteld. Ze zagen direct dat ik benauwd was door het vocht en met de juiste medicatie raakte ik in één dag zeven liter vocht kwijt. De benauwdheid werd direct wat minder.
Ik kreeg de diagnose ’hartfalen’, omdat een groot deel van mijn hartspier was afgestorven, waardoor de pompfunctie ernstig was belemmerd. Mijn hart kon al het bloed niet goed meer door mijn lichaam pompen. Dat was wel schrikken! Ik maakte me ongerust en vroeg me af welke mate van hartfalen ik had. Ik kreeg een brochure met informatie van de artsen en daarin werden vier types besproken. Het meest schrok ik van de opmerking dat je met type drie en vier niet meer mocht autorijden! Mijn zelfstandigheid! Ik had maar één wens: laat me alsjeblieft níét die ergere vormen hebben. Maar die had ik wel.

Kwaliteit van leven

Een beetje heen en weer schuifelen op mijn kamer, af en toe eens de gang op – dat ging allemaal wel, maar verder kwam ik niet. Toen mijn situatie weer stabiel was, kwam de dienstdoende cardioloog me vertellen wat de stand van zaken was. ”Mevrouw, u mag binnenkort naar huis, maar uw hart is er zo slecht aan toe dat u veel te weinig kwaliteit van leven heeft op dit moment. We gaan zoeken naar een oplossing.”
Ik mocht naar huis, maar moest heel voorzichtig zijn. Ik moest alle inspanning vermijden. Ik moest zelfs het praten beperken tot de hoogst noodzakelijke mededelingen. Dus dat betekende beperkt bezoek ontvangen, nergens heen gaan en in een rolstoel zitten. Ik kon helemaal niets meer en keek niet te ver vooruit. Het was eng om aan de toekomst te denken. Ik was bang. Bang voor een nieuwe hartaanval. Bang dat ik altijd zo afhankelijk zou blijven. Dat was namelijk het ergste: het verlies van mijn zelfstandigheid. Altijd hulp moeten vragen, dat zit helemaal niet in mijn aard! Ik heb regelmatig zitten huilen uit frustratie.
Gelukkig bleek er een oplossing te zijn: er moest een verstopping in de aderen opgeheven worden, waardoor mijn hart een betere doorbloeding zou krijgen. Door het herstellen van de bloedsomloop zou ik wat meer hartvermogen én een betere levensverwachting kunnen krijgen. Drie maanden later werd de verstopping in de kransslagader doorgeprikt. Toen ik op de monitor ineens mijn bloedvaten vol zag schieten, vloeiden er weer tranen bij me. Maar nu van geluk!
Een week later kon ik alweer honderd meter lopen en kort daarna mocht ik zelf weer autorijden. Het was echt alsof ik mijn leven had teruggekregen! Ik ging een revalidatieproces in, waarbij mijn conditie weer werd opgebouwd en ik leerde omgaan met mijn beperkingen.
Ik doe alles in mijn eigen, aangepaste tempo. Ik kan natuurlijk niet rennen, maar wel goed lopen. Ik kan weer fietsen met trapondersteuning. Ik kan mijn huishouden weer zelf doen, al heb ik moeten leren om me neer te leggen bij het feit dat het allemaal wat minder perfect gebeurt. Wat me wel heel zwaar valt, is de vochtbeperking waar je als hartpatiënt mee moet leven. Nooit meer gedachteloos een groot glas water of thee weg kunnen klokken, dat is echt een straf voor me.
Angst is ook iets waar je als hartpatiënt mee moet leren omgaan. Ik ben heel lang bang geweest dat het terug zou komen. Daar rekende ik zelfs op! Ik kocht speciale nachthemden voor als ik plots in het ziekenhuis terecht zou komen, maar na drie jaar heb ik ze gelukkig nog steeds niet nodig gehad. Ik begin me nu pas te realiseren dat ik niet meer bang hoef te zijn dat ik op de gekste momenten met een ambulance afgevoerd moet worden. Dat was zo’n dominant deel van mijn leven geworden dat ik me daar helemaal op ingesteld had.
Ik ben heel blij dat ik een aardig deel van mijn gezondheid terug heb. Het belangrijkste is dat ik weer helemaal voor mezelf en voor mijn beesten kan zorgen. Ik ben niet langer afhankelijk van anderen. Dat vond ik echt verschrikkelijk.
En er is nog iets positiefs voortgekomen uit deze hele geschiedenis. Ik heb geleerd om wat liever voor mezelf te zijn en om te vertrouwen op mijn intuïtie. Ik hoef van mezelf niet meer zo hard te werken om alles goed te doen en mag gerust een stapje terug doen. Eigenlijk heb ik nu, ondanks mijn beperkingen, meer kwaliteit van leven dan vroeger.

Gezondheid is alles!

Inmiddels is het revalidatieproces afgerond en ben ik wel gewend aan mijn nieuwe leven als hartpatiënt. Ik moet wel heel goed voor mezelf zorgen. Ik was altijd al bewust bezig met mijn lichaam en mijn gezondheid, maar nu is dat helemaal een must geworden. Ik sport minimaal twee keer in de week, rook niet en let goed op mijn eten en dus ook op mijn gewicht. Ik ben best fanatiek geworden in het bewaken van mijn gezondheid. Daarom kan ik me erg zorgen maken om mensen die dat niet doen. Mijn man kan nogal onachtzaam omspringen met zijn gezondheid en hij is niet naar de dokter te branden. Omdat ik weet waar uitstel toe kan leiden, levert dat de nodige irritaties en discussies op.
Ik kom überhaupt meer voor mezelf en anderen op nu ik dit allemaal heb meegemaakt. Ik laat me echt niet meer met een kluitje in het riet sturen en vecht voor goede informatievoorziening. Als er één iemand is die door dit artikel op tijd hulp zoekt, dan kan ik tevreden zijn.

Suzan (57)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *